Het kabinet werkt aan de juridische verduidelijking van de regels rond de vraag wanneer iemand in dienst is. ‘Een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, gekoppeld aan een uurtarief’ moet schijnzelfstandigheid tegengaan. De maatregelen die het kabinet voorstelt bestaan uit drie thema’s: 1) een gelijker speelveld tussen contractvormen, 2) duidelijke regels rondom de arbeidsrelatie, en 3) een betere handhaving van schijnzelfstandigheid.
Het kabinet wil zorgen voor een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen (zzp’ers). Dat gebeurt in eerste instantie langs financiële weg. Het onderscheid tussen verschillende contractvormen (loondienst vs. zzp) wordt onder meer verkleind door:
Het kabinet wil de open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek verduidelijken. Rondom de vraag of iemand zzp’er is of dat sprake is van een dienstverband, is nog te veel een grijs gebied, constateert minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Om helder te krijgen over wanneer als werknemer gewerkt wordt en wanneer als zelfstandige gewerkt kan worden, wordt het begrip ‘gezag’ uit artikel 7:610 van het BW uitgebreid.
Bij de beoordeling van de arbeidsrelatie:
Het kabinet werkt aan een ‘rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’. Deze is gekoppeld aan een uurtarief, zoals ook voorgesteld door de SER. Dit rechtsvermoeden is vooral gericht op werkenden met een minder goede onderhandelingspositie. ‘Een tariefgrens kan hierbij een goede en relatief eenvoudige indicatie bieden’, stelt het kabinet. Welke tariefgrens uiteindelijk wordt gehanteerd, wordt onderzocht. Het kabinet hoopt de plannen rond de zomer te hebben uitgewerkt in een wetsvoorstel. Het rechtsvermoeden zorgt ervoor dat als iemand zich beroept op een werkgever/werknemerrelatie, de werkgevende moet (kunnen) bewijzen dat hij geen werkgever maar opdrachtgever is.
Om schijnzelfstandigheid tegen te gaan, wil het kabinet de handhaving verbeteren. Op dit moment wordt in het kader van het handhavingsmoratorium amper gecontroleerd of sprake is van een arbeidsrelatie. Er wordt alleen gehandhaafd bij een ‘kwaadwillende onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie’ of als aanwijzingen van de Belastingdienst, dat sprake is van een dienstbetrekking, niet binnen redelijke termijn zijn opgevolgd. Het kabinet wil uiterlijk 1 januari 2025 het handhavingsmortuarium volledig opheffen.