Terwijl het aantreden van een nieuw kabinet nog op zich laat wachten, lees je hier alvast wijzigingen die wel bekend zijn.
Thuiswerken is geen wettelijk recht. Wel kan een werknemer, als de onderneming ten minste tien medewerkers telt, op grond van de Wet flexibel werken een schriftelijk thuiswerkverzoek indienen. Als werkgever ben je verplicht op het verzoek te reageren en bij afwijzing een verklaring te geven. Bij akkoord op het verzoek leg je de thuiswerkafspraken vast in een thuiswerkovereenkomst. Hierin staat onder meer vermeld op welke dagen en hoeveel uur de werknemer thuiswerkt, op welke manier communicatie met collega’s plaatsvindt en hoe de werkplek is ingericht.
Vanaf 2024 wordt de vrije ruimte in de werkkostenregeling (WKR) verruimd van 1,7% naar 1,92% tot een loonsom van € 400.000. Het bedrag van de vrije ruimte is bij precies deze loonsom dus € 7.680. Als je acht werknemers in dienst hebt die samen dit bedrag verdienen, kun je dus een extra onbelaste vergoeding van € 960 per werknemer uitkeren.
De fors hogere spaarrente vertaalt zich in een hogere belastingaanslag over 2023 voor box 3. Het rendementspercentage over spaargeld zal naar verwachting worden vastgesteld op 0,92%. Bij de voorlopige aanslag werd nog uitgegaan van 0,36%. Het percentage voor 'overige bezittingen' (o.a. tweede huis, aandelen, obligaties) is 6,17%. Voor 2024 speelt hetzelfde verhaal.
De (fictieve) rente voor de voorlopige aanslag is vastgesteld op 1,03%, maar de gemiddelde rente die banken op spaarrente geven is inmiddels alweer hoger. Wanneer het bedrag van je vermogen boven het heffingsvrije vermogen uitkomt (€ 57.000; € 114.000 met fiscale partner), moet je waarschijnlijk bijbetalen voor box 3.
Vanaf 1 januari 2024 kun je makkelijker zonder loonheffing een ovkaart vergoeden of verstrekken aan een werknemer. Voorwaarde is dat de werknemer de ov-kaart ook zakelijk gebruikt. De vorm waarin de ov-kaart wordt aangeboden, maakt niet meer uit. Als werkgever betaal je geen belasting meer zolang de werknemer de ov-kaart ook (minstens 10%) gebruikt voor zakelijke reizen, zoals woonwerkverkeer.
Als werkgever kun je de ov-kaart:
In de oude situatie werd alleen bij het ter beschikking stellen van een ov-jaarabonnement geen loonbelasting geheven als de kaart minimaal 10% zakelijk werd gebruikt. Bij traject- of kortingsabonnementen moest loonbelasting worden geheven. Bij het verstrekken of vergoeden van een ov-kaart moest de werkgever aantonen dat de kosten van het zakelijk gebruik hoger waren dan het privégebruik. Als dit niet het geval was, moest over het verschil loonbelasting worden betaald. Dit alles zorgde voor extra administratieve lasten.
De onbelaste reiskostenvergoeding gaat omhoog van € 0,21 naar € 0,23 per zakelijke kilometer. Als ondernemer mag je dit verhoogde bedrag voor zakelijke reizen aftrekken van de winst.
Ondernemers krijgen geen belastingvoordeel meer voor investeringen in:
Alleen voor laadpunten voor zwaar vervoer krijgen ondernemers nog belastingvoordeel, niet meer voor licht vervoer, zoals bestelauto’s.
Om in aanmerking te komen voor belastingvoordeel op grond van de MIAVamil moet een milieuvriendelijk bedrijfsmiddel en/of techniek op de Milieulijst staan. De nieuwste Milieulijst voor 2024 is flink aangepast. Er zijn ruim 200 bedrijfsmiddelen van de lijst verwijderd of inhoudelijk gewijzigd, zoals bovenstaande subsidies op elektrisch vervoer. Zo gelden ook strengere eisen voor duurzame gebouwen. De nieuwe lijst is te vinden op www.rvo.nl, zoekterm ‘Milieulijst’.
Begin 2023 stonden 192.892 ondernemers van 65 jaar en ouder ingeschreven bij de KvK. In 2018 waren dat er nog maar 135.834.
Een groei van +42%. Niet alleen het aantal ondernemers dat doorwerkt neemt toe. Ook het aantal startende ondernemers na het pensioen stijgt. In de afgelopen vijf jaar is deze groep met 15% gegroeid. Ondernemers die doorwerken na de AOW-leeftijd werken voornamelijk in de sectoren zakelijke dienstverlening, gezondheidszorg, land- en tuinbouw, groothandel, cultuur, sport en recreatie.
Nog niet toe aan pensioen? Dan is dit handig om te weten:
Het LKV oudere werknemer wordt de komende jaren stapsgewijs afgeschaft. Voor oudere werknemers die vóór 1 januari 2024 in dienst zijn getreden verandert er niets. Het bedrag van de tegemoetkoming blijft gelijk. Voor nieuwe dienstbetrekkingen heeft een werkgever nog maar maximaal 2 jaar recht op LKV. Voor 2024 is de tegemoetkoming € 3,05 per verloond uur, tot een maximum van € 6.000 per jaar. In 2025 is dit € 1,35/uur tot een maximum van € 2.600 per jaar. Vanaf 2026 eindigt de tegemoetkoming.